“Als je bouwt voor een bepaalde doelgroep, bouw het dan ook gelijk ‘zorggeschikt’”
De gemeente Sittard-Geleen heeft als nieuwe partner van ZorgSaamWonen interessante achtergronden, zoals een woningaanbod van zorggeschikte woningen dat ruim voldoende is om aan de behoeften van de inwoners te voldoen. Toch sleutelt wethouder Ivo Tillie aan het ontwikkelen van nieuwe woonconcepten.
In het zuiden van Limburg staan zorg en wonen al langer als duo op de kaart. De eerste visie daarover dateert al van een decennium geleden. In de statistieken daalden de aantallen jongeren en gezinnen, terwijl die van ouderen stegen en daar was beleid voor nodig. Verder speelde ook het langer thuis blijven wonen een steeds grotere rol. De effecten van die ontwikkelingen worden toegelicht door wethouder Ivo Tillie, (o.a. Zorg, die op het thema zorg en wonen samen optrekt met wethouder Leon Geilen).
Sittard-Geleen De noordelijkste gemeente in Zuid-Limburg telt ruim 90.000 inwoners en omvat ook kernen als Born Grevenbicht, Limbricht en Munstergeleen.
“In de loop der jaren zijn hier al heel veel zorgwoningen gebouwd”, begint Tillie. “Zelfs voor de behoeften in de toekomst zijn er voldoende woningen geschikt voor extramurale zorg. Die zorgwoningen worden echter voor de helft niet bewoond door zorgvragers. Dat scheef wonen is hier een probleem en daarom bespreken we met woningcorporaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraar en zorgkantoor CZ hoe we hier beweging in kunnen krijgen. Dat gaat zeker terugkomen in onze nieuwe woonzorgstrategie.”
Pilot: behoeften
Door het verschuiven van behoeften is die gemeentelijke visie, na eerdere updates, toe aan een concretere uitwerking. Ook omdat marktpartijen met initiatieven komen die niet altijd parallel lopen met de visie en belangen van de gemeente. Mede daarom is Sittard-Geleen samen met zorgverzekeraar en zorgkantoor CZ bezig om de behoeften van alle betrokkenen te inventariseren en analyseren.
“Omdat we nog steeds een vergrijzende gemeente zijn”, gaat Tillie verder, “weten we dat er een grote behoefte is aan diverse woonvormen voor ouderen. Daarnaast wordt de zorg steeds vaker aan huis geleverd en is het de vraag hoe wij omgaan met die zorgbehoefte, ook in de kleine kernen. Vandaar dat wij samen met CZ een pilot doen om goed te kijken naar de behoeften van onze inwoners, nu en in de toekomst. Wat is het aantal zorgwoningen? Door wie worden deze bewoond? Welke invloed heeft de afname van mantelzorg op de zorgvraag? Hoe stijgt de vergrijzing? In welke gebieden zien we een grote concentratie aan zorg of waar juist niet? Daarvoor gebruiken we alle mogelijke data; niet alleen die wij bezitten vanuit de Wmo, maar ook uit onze BRP, de wijkverpleging en met gegevens over de vpt’s en mpt’s uit de Wlz. En naar aanleiding van deze analyses moeten we keuzes maken voor de toekomst, want op dezelfde manier doorgaan is niet toekomstbestendig.”
Naast de inwoners en hun behoeften, ook die in de toekomst, worden veel meer partijen betrokken bij de nieuwe strategie, gaat Tillie verder: “De noodzakelijke keuzes moeten we samen met de woningcorporaties en zorgaanbieders maken. Denk aan partijen als ZOwonen, de grootste woningcorporatie in deze regio, en zorgaanbieders als Zuyderland, dat naast cure ook zorgt voor care in heel veel zorgcentra. We merken nu dat de meeste zorgaanbieders en ontwikkelaars graag in de buurt van het centrum willen zitten. Dat heeft echter wel consequenties voor alles dat zich daar afspeelt en wat je wilt dat er met die gemeenschap gebeurt. Met een nieuw Omgevingsplan kunnen we daar wellicht meer op sturen, maar verder kijken we samen met partijen uit de hele gemeente naar meer spreiding. Uiteindelijk is Sittard-Geleen een gemeente met twee stedelijke kernen en allemaal dorpskernen eromheen. Dan is het belangrijk om voor de inwoners iets te realiseren in hun eigen vertrouwde omgeving, waar zij zich fijn bij voelen en dat qua type woning geschikt voor hen is.”
“De ouderen daar die zorg nodig hebben, willen niet allemaal naar het centrum van onze gemeente verhuizen en dan is het de vraag voor wie je eigenlijk in het centrum bouwt? Bedenk ook dat bij intramurale zorg de gemiddelde verblijfsduur maar negen maanden is, dus je zult zwaar dementerenden echt niet snel meer naar de markt in het centrum zien lopen. Wat dat betreft verschilt onze visie soms wel iets van sommige zorgaanbieders. Die willen geconcentreerd bouwen, op plekken bij elkaar, met een hoog volume en in de buurt van voorzieningen. Terwijl je bijvoorbeeld in Born ook een supermarkt hebt.”
“We werken nu met een afwegingskader, waaruit volgt of en waar het wenselijk is dat een nieuw zorginitiatief in de gemeente kan landen. Daarbij kijken we ook naar de inhoudelijk kant van dat initiatief. Particuliere partijen mikken nu vaak met goede intenties op kleinschalige woonvoorzieningen, met bijvoorbeeld twintig appartementen voor licht-dementerenden. Maar wat gebeurt er als die mensen meer zorgbehoeften krijgen? Kunnen ze daar dan nog blijven wonen?”
Wmo-aanpassingen
“Vraag ouderen naar hun eerste woonbehoefte en de huidige woning en omgeving staat op één”, vervolgt Tillie. “Hebben ze vervolgens meer zorg nodig, dan kan die woning worden aangepast vanuit de Wmo. Als dat echter een te grote ingreep blijkt, komt een verhuizing om de hoek kijken. Dat lukt nu vaak niet omdat die zorggeschikte woning niet vrij is, waarna die benodigde verhuisdynamiek pas meer op gang komt als er wordt bijgebouwd. Je moet er dan voor zorgen dat die doelgroep wel kan doorstromen naar een ander type woning, zoals een patiowoning of nultreden-appartement. Vanuit ons woonbeleid letten wij er daarom goed op dat nieuwe woningen zo mogelijk levensloopbestendig zijn. En dat realiseren we ook graag in dorpen en kernen om zo intern de doorstroming te bevorderen.”
“Je kunt echter nog zo goed beleid maken voor wonen en zorg”, gaat Tillie verder, “maar door de mogelijkheden van aanpassingen via de Wmo, en het recht daarop, zie je juist een scheiding ontstaan tussen wonen en zorg. Als je dan bouwt voor een bepaalde doelgroep, bouw het dan ook gelijk ‘zorggeschikt’. Gelukkig doen woningcorporaties dat vaak wel, maar voor investeerders en ontwikkelaars betreft het bouwen van zorgwoningen een markt en dus een verdienmodel. Waarna bewoners later vaak toch bij ons aankloppen voor een Wmo-aanpassing, zoals het verlagen van drempels of het breder maken van deuren. Daarom proberen we aan de voorkant van de vergunningverlening te kijken of we dat alvast kunnen meegeven.”
Hofjes
“In plaats van extramurale projecten die soms in grote aantallen en boven op elkaar gestapeld, toch gauw weer een beetje verkapt intramuraal zijn, zien we graag een soort van hofjes ontstaan. Om in een wijk beter aan te sluiten, zodat je elkaar makkelijker ontmoet en de eenzaamheid tegengaat. We zijn echter heel erg afhankelijk van wat er uit de markt komt en daarom moeten we meer proactief worden.”
Binnen het gemeentelijk apparaat zijn alvast de kaders geschapen met als doel de processen sneller te doorlopen, aldus Tillie. “De komst van de Omgevingswet heeft in gang gezet dat allerlei processen zijn veranderd. Zo is er een intaketafel, waar je als initiatiefnemer een project kunt indienen. En initiatiefmanagers binnen de gemeente worden op grotere projecten gezet om de initiatiefnemer te begeleiden en het traject tot de vergunningverlener in goede banen te leiden. Komt een private partij met een initiatief, dan vragen we ze om al heel vroeg met de buurt te gaan praten. Om die buurt erbij te betrekken, zodat het een initiatief van en voor de buurt wordt.”
Diverse initiatieven
Gevraagd naar mooie projecten in zijn gemeente, noemt Tillie Sam&Zo dat is ontwikkeld samen met ZOwonen. Dit project is ontstaan op initiatief van ouders van kinderen met vaak een licht verstandelijke beperking, die zelfstandig willen wonen. “In plaats van begeleid wonen, wordt er uitgegaan van verschillende bewoners, met in de appartementen ook sociaal betrokken mensen of bijvoorbeeld studenten verpleegkunde. Tegen een lagere huur wordt van hen dan enige mantelzorg verlangd. Dat alles gebeurt vanuit een door de ouders opgerichte coöperatie, waarbij twee zorgaanbieders de extramurale zorg leveren. Verder wordt een intensieve samenwerking met de wijk en de lokale ondernemers gezocht. Ze kijken ook hoe de mensen met een beperking kunnen bijdragen aan de wijk. De hele buurt wordt erbij betrokken, tot en met sportverenigingen en de school om de hoek.”
In Geleen-Zuid speelt de gemeentelijke Toekomstvisie 2030, waarbinnen deze wijk een ‘ontwikkelpad’ vormt. Daarbij gaat het niet alleen om woningen, maar ook om het creëren van een gemeenschap van betrokken inwoners. “Daar is De Zuidkamer een mooi voorbeeld van een laagdrempelige plek, waar iedere inwoner welkom is. Tal van organisaties zijn daar aanwezig, van welzijnswerk tot woningcorporatie en van zorgverzekeraar tot onderwijs, zodat er vele verbindingen ontstaan. Loop je als burger ergens tegenaan, dan wordt er hier heel snel geschakeld met de juiste partij.”
Op een interregionaal niveau benoemt Tillie verder graag het programma Trendbreuk, waarbinnen veel partijen de bestaande gezondheidsachterstand in Zuid-Limburg aanpakken. Ten slotte is er in de Westelijke Mijnstreek ook nog het Knooppunt Informele Zorg voor informatie of advies over bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, buurt- en burenhulp en mantelzorgondersteuning. Met verbindingen naar de eigen welzijnsorganisatie en ook de pilot woonzorgstrategie, zodat er inclusievere wijken ontstaan. “Hiermee verbinden we de gewone zorg met de informele zorg. Veel vrijwillige organisaties doen allerlei goed werk, maar worden niet altijd gevonden door de gewone zorg. Huisartsen weten nu heel snel te schakelen, zodat iemand die zich ziek voelt in eerste instantie al geholpen kan worden met een praatje vanuit het informele circuit”, besluit Tillie.
Wil je graag meer lezen over Sittard-Geleen en in het specifiek over Geleen-Zuid? Hetti Willemse en Ad Elzakker hebben deze buurt vorig jaar bezocht tijdens hun Zorg voor de Buurtvisite: Geleen-Zuid.
Reactie toevoegen