Op naar één wijkwinkel
Martin Bleijenburg, partner bij adviesbureau voor woningmarkt en leefomgeving Companen, heeft al in heel wat gemeenten in Nederland de woonzorgbehoefte in beeld gebracht. Companen maakt namelijk al jaren woonzorganalyses en inventarisaties van huisvestingsopgaven. De laatste tijd verschuift het accent volgens Martin van opgaveninventarisatie naar het maken van woonzorgvisies, uitvoeringsplannen en het opstellen van de investeringsagenda. “Inmiddels hebben veel gemeenten wel een beeld van de opgaven op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Nu is het zaak om die opgaven te realiseren.”
Urgentie
Companen helpt bij het maken van woonzorgvisies. Die sluiten aan bij het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting. Vanaf 2026 moeten gemeenten een volkshuisvestingsprogramma hebben. Daar is de woonzorgvisie onderdeel van. “Het kabinet is gevallen en we weten nog niet precies hoe het verder gaat. Toch geven de meeste bestuurders van organisaties voor wonen, welzijn en zorg, maar ook de provincies en gemeenten, aan dat ze verder gaan met de lijn die is ingezet. Zij voelen de urgentie.” Sommige gemeenten hebben al een woonzorgvisie. Die kunnen ze inbrengen bij de regiotafels die provincies faciliteren. Dat zijn dan de onderleggers van de visie die op regionaal niveau wordt gemaakt. Gemeenten die nog geen visie hebben, kunnen juist gebruik maken van de regionale visie. “Hoe duidelijker het beeld dat je als gemeente hebt, hoe meer invloed je hebt en hoe sterker je lokaal en in de regio staat”, aldus Martin.
Spannend gesprek
Bij het realiseren van de plannen is samenwerking tussen de organisaties in wonen, welzijn en zorg nodig. “Je moet elkaar vertrouwen, op een open manier het gesprek voeren. Wat is er nodig? Hoe gaan we dat samen realiseren? Wat kan mijn organisatie leveren en investeren? Wat heeft mijn organisatie van anderen nodig? Dat zijn spannende gesprekken. Hoe opener partijen over en weer zijn, hoe makkelijker je tot afspraken komt.” Martin investeert in het begin het liefste in vertrouwelijke gesprekken met iedere partij afzonderlijk. Zo ontstaat een goed beeld van wat partijen echt kunnen en willen, en ook waar het schuurt in de samenwerking. Bovendien ontstaat daarmee zicht op de kansen en bedreigingen waarmee Companen in het samenwerkingsproces rekening moet houden. “Neem bijvoorbeeld de ontmoetingsruimten. Dat is zo’n thema waarbij het prettig is als je een goed beeld hebt van wat welke partij wil en kan bijdragen. Anders gaat iedereen verwachtingsvol naar de ander zitten kijken, terwijl ze de geldstromen bijeen zouden moeten brengen. We helpen zo’n impasse te voorkomen, of -als die toch ontstaat- zorgen dat het gesprek weer vlot getrokken wordt. Companen is dan de onafhankelijke partij die kritisch kan doorvragen.”
Scharnierpunt
We bevinden ons volgens Martin als maatschappij wel in een ingewikkelde fase. “Het is een scharnierpunt in de geschiedenis van de verzorgingsstaat. We zijn al jaren gewend dat we vanuit onze eigen organisatie en expertise werken. Maar juist nu is een integraal aanbod harder nodig dan ooit. Dat betekent optimale samenwerking. En misschien nog wel meer dan dat. We zouden bijna van ketensamenwerking naar ketenintegratie moeten.” Hij geeft een voorbeeld. “Partijen moeten bereid zijn hun eigen primaire processen te laten aansluiten bij die van hun ketenpartners. Dat vereist lef. Maar soms is dat nodig als je echt een integraal aanbod wil leveren.“ Dat laatste is noodzakelijk, want er vallen nu al gaten in de zorg. “We kunnen zorg niet meer alleen van de instituties en Vadertje Staat verwachten. We moeten omzien naar elkaar en in de wijk de dienstverlening op orde hebben.”
Wijkcoöperatie
Martin verwijst naar een oud-zorgbestuurder van een GGZ-instelling. “Die zette in op wijkcoöperaties die als één bedrijf hun aanbod voor wonen, welzijn en zorg in de buurt hebben. Noem het een wijkwinkel. Merkt een thuiszorgmedewerker bij het aantrekken van een steunkous bij een oudere dat er een hulpvraag op het gebied van wonen is? Dan kan deze medewerker het verschil maken als hij of zij ingang heeft bij de corporatie, zodat deze kan inspelen op deze vraag. Mensen worden dan niet van het kastje naar de muur worden gestuurd, maar bediend vanuit één frontoffice van diverse aanbieders in de keten van wonen, welzijn en zorg. Je moet elkaars aanbod goed kennen, signaleren, de weg weten en een ingang hebben.” Verder is het volgens Martin belangrijk dat organisaties een businesscase maken van deze manier van werken. “Wat levert het een organisatie op als je investeert in bijvoorbeeld een ontmoetingsruimte of een community builder? Wat is nodig? Met die informatie heb je inzichtelijk wat er kan én de bewijsvoering om mee te doen. Je brengt investeringen en opbrengsten in beeld; niet alleen de financiële maar ook de maatschappelijke. En je legt open op tafel hoe rendement op een eerlijke manier wordt verdeeld. Dit vergt vertrouwen en de durf om over je eigen schaduw als instelling heen te springen.”
Dringende oproep
Daarnaast vraagt het realiseren van de woonzorgopgaven ook iets van de samenleving. “We moeten ons als burgers voorbereiden op de toekomst. Zijn we beschikbaar om voor oudere familieleden of buren te zorgen en naar elkaar om te zien? Het is nu nog te vrijblijvend. Maar we moeten echt met elkaar het gesprek aangaan. Niet zozeer met de ouderen, maar ook en vooral met de generaties daaronder. We moeten mensen dringend oproepen om zich in te zetten voor een ander. Natuurlijk gebeurt dat al; kijk naar de bloeiende ontwikkeling van zorgcoöperaties waar het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) zich sterk voor maakt” vertelt Martin. “En in Capelle aan den IJssel lukt het om vrijwilligerskracht te mobiliseren. Daar zijn ontzettend veel vrijwilligers geworven. Die gebruiken de positieve gezondheidsbenadering als basis hun werk. Ze kijken naar ieders mogelijkheden en merken dat veel mensen bereid zijn wat bij te dragen; als je ze maar aanspreekt op hun talenten. Dat moet overal gebeuren. De overheid kan dat gesprek faciliteren.”
Martin vat het nog een keer samen: “Wat nu nodig is, is dat organisaties inniger samenwerken vanuit een buurtgerichte benadering. We moeten toe naar één wijkwinkel en niet meer aparte woonwinkels, zorgwinkels en welzijnswinkels hebben. En we moeten ons als samenleving goed voorbereiden op het ouder worden, en met name op het feit dat we voor elkaar moeten zorgen. Begin daar vroeg mee. Liefst al op de basisschool.”
Meer informatie over Companen? Kijk op www.companen.nl
Reactie toevoegen