Geef me de Vijf: Mick Loos en Victor de Kok
Het is alweer tijd voor een volgende editie van Geef me de Vijf. Voor deze editie is gesproken met Victor de Kok en Mick Loos van Collectief de Wijkmakers.
Mick Loos
Victor de Kok
1. Collectief de Wijkmakers? Licht eens toe? Wie/wat?
Wij zijn een collectief waarbinnen zelfstandig ontwikkelaars, onderzoekers en community builders in steeds andere samenstellingen samenwerken. We hebben allemaal andere expertises en aandachtsgebieden. Centraal in al onze projecten staat steeds: hoe kunnen de krachten van een wijk inzetten rondom een maatschappelijke opgave? Veel van onze projecten gaan over wijkontwikkeling, gemeenschapsvorming en een betere samenwerking tussen zorg, welzijn en het fysieke domein.
2. Wat is volgens jullie de grootste uitdaging op het gebied van wonen, zorg en welzijn?
De vergrijzing, personeelstekorten in de zorg, toenemende schuldenproblematiek, de energietransitie: het zijn allemaal complexe problemen waarbij niet één partij aan zet is. De overheid, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en vooral ook bewoners zélf moeten samenwerken dus, maar hoe doe je dat?
Wanneer een samenwerking slecht georganiseerd is, gaat hij juist in de weg staan van de doelen die je wil bereiken. Dan gaat alle energie in het afstemmen van werkprocessen tussen organisaties en voordat je het weet is alle draagvlak weg, omdat het niet duidelijk is hoe zo’n samenwerking bijdraagt aan het probleem dat je wilt oplossen.
Wij proberen samenwerkingen energiek en dynamisch te houden door een afgebakend gebied als uitgangspunt te nemen. Dat is vaak de wijk, maar dat kan ook een complex zijn of eens stadsdeel. Als een samenwerking ‘vanuit’ een gebied groeit is hij al snel relevant omdat hij per definitie aansluit bij de lokale context. Zo zorgen we ervoor dat doelen en ideeën aansluiten bij wat er leeft onder bewoners en uitvoerend professionals.
Daarvoor moet je ook het ‘goede gesprek’ voeren en ook dat is een uitdaging. Aan goede intenties geen gebrek, er is bij heel veel organisaties aanbod om allerlei problemen tegen te gaan. Maar door die focus op individuele hulp blijft het totaalaanbod versnipperd en verkokerd. Wij zeggen: probeer samen na te denken over hoe een goede buurt eruit zou moeten zien. En dan merk je dat er juist allerlei collectieve zaken omhoog komen, zoals plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en dat buren elkaar steunen. Vanuit zo’n gesprek kan een gezamenlijke visie ontstaan en díe vormt de basis voor samenwerken.
3. Welke project/initiatief inspireert jullie?
Voor onze wijkontwikkelingsprojecten kijken we zeker naar Nationaalprogramma Rotterdam-Zuid. Daar wordt sterk ingezet op de lange termijn en scherpe resultaatgerichte doelen. Dit is noodzakelijk om organisaties in beweging te krijgen en het beleid los te koppelen van individuele werknemers. Als iemand een andere baan vindt, dan blijven de doelen van de samenwerking staan.
Het risico van zo’n aanpak is dat hij nogal ‘top-down’ kan zijn. Daarom proberen wij in onze projecten expliciet ruimte te creëren voor gemeenschapsvorming in de geest van Ased Based Community Development (ABCD). Sommige community builders vinden dat zo’n projectmatige aanpak niet samengaat met community building, maar wij denken juist dat we zo juist voor randvoorwaarden kunnen zorgen. ABCD gaat over het versterken van gemeenschappen, en dat kan op verschillende manier, óók door het een plek te geven in plannen en aanpakken.
Wat we hier ook zeker moeten noemen is Studio BRUIS. We voeren het inmiddels met zijn vieren uit, maar Kees Penninx heeft de methode de afgelopen jaren ontwikkeld. Het is een community building-methode die bewoners verenigt rondom gedeelde activiteiten en interesses. Het heeft ons laten zien dat het belangrijk is om aan te sluiten bij de dingen die bewoners zelf belangrijk vinden.
4. In hoeverre betrekken jullie senioren bij jullie werk?
Ze staan vaak zelf aan het roer! Zeker in onze Studio BRUIS-projecten, die zich met name richt op wooncomplexen met bewoners ouder dan 55 jaar, helpen we mensen vooral met het ‘zelf doen’. Hieruit ontstaan vaak clubjes rondom koken, wandelen of samen lezen.
In andere projecten werken we met onze methode Samen Verder. Deze helpt opbouwwerkers om stapsgewijs een wijkgerichte eenzaamheidscoalitie op te bouwen. We kijken daarin naar alle belangrijke spelers in de wijk, van imam tot aan de wijkverpleegkundige en de kapper. Een belangrijke rol is weggelegd voor ervaringsdeskundigen. Omdat zo’n coalitie zich vaak richt op eenzaamheid onder ouderen, is dit vaak een ouder iemand.
5. Jullie werken dus zowel van ‘onderop’ als vanuit de ‘systeemwereld’. Als jullie moeten kiezen tussen de twee, wat is er dan belangrijker?
Van onderop werken, zonder twijfel. Bewoners maken buurten en wijken, en dus de gemeenschap.
Een sterke gemeenschap heeft positieve invloed op tal van de doelen die we met beleid willen bereiken, zoals zelf- en samenredzaamheid, verminderde armoede en het ervaren van veiligheid. Investeren in gemeenschapsvorming die werkt ‘vanuit’ de buurt levert dus altijd wat op. Maar als je écht verandering wilt aanjagen zul je ook naar de systeemwereld moeten kijken.
Reactie toevoegen