'Mensen kiezen geen woning, maar een leven'
Gemeenten en corporaties kunnen veel meer doen om nieuwe vormen van zorg en wonen van de grond te krijgen, stelt Netty van Triest, programmanager wonen en zorg bij Platform 31. Zij begeleidt innovaties, leerkringen en andere programma’s over vernieuwende woonzorg. ‘Je krijgt pas inclusieve wijken als je weet samen te werken’.
Interview: Rutger Oolbekkink en Jasper Klapwijk
Tekst: Marijke Bovens
Het aanbod van toekomstbestendige woonvormen voor ouderen met een middeninkomen blijft enorm achter, constateert Van Triest. ‘In dat segment ontstaat werkelijk niets vanzelf. Aan de bovenkant van de markt (rond 400.000) is heus wat te kiezen voor ouderen. Ouderen met alleen AOW kunnen met voorrang naar een seniorenwoning. Maar de senioren met een middeninkomen vallen buiten de boot. Zij wonen veelal in eengezinswoningen. Gemeenten zouden juist deze groep moeten omarmen.’
Hobbels nemen
De ervaring van diverse projecten uit de prijsvraag Who Cares leert dat het vinden en ontwikkelen van een geschikte locatie vaak de bottleneck is voor het realiseren van nieuwe vormen van wonen en zorg. Netty van Triest deelt die waarneming. Maar zelfs met ambitieuze randvoorwaarden ziet zij wel degelijk manieren voor gemeenten om die hobbels te nemen.
Een gemeente kan in de woonvisie prioriteit geven aan innovatieve projecten. Ambtenaren krijgen daarmee de instructie mee dat wonen met zorg in de nieuwbouwprogrammering terecht moet komen. Zo’n taakstelling vergemakkelijkt het gesprek in het gemeentehuis.
Naast ruimtelijke uitgangspunten kan een gemeente in de gebiedsenvelop ook andere criteria opnemen, bijvoorbeeld dat een project samen met bewoners moet worden ontwikkeld of gericht moet zijn op gemeenschapsvorming, zorg of dienstverlening. Zo krijgen initiatieven op het gebied van wonen en zorg meer kans, terwijl projectontwikkelaars niet uitgesloten worden.
Een derde manier is om voorwaarden te stellen bij de verkoop van maatschappelijk vastgoed, scholen, dorps- of stadhuizen. Dat kan aankoop door bewonersinitiatieven of sociale ondernemers vergemakkelijken.
Gemeenschap
‘Mensen kiezen niet een woning’, zegt van Triest, ‘mensen kiezen een leven. Je wilt ergens wonen, waar je bij hoort. Daar moet een woonvorm dus bij passen. Je kunt ervoor zorgen dat mensen zelfredzamer zijn, door gemeenschapsvorming te stimuleren. Gemeenschapsvorming kan heel effectief worden ondersteund door woningbouw, met vormen van samen zelfstandig wonen. Maar het onderwerp blijft bij gemeenten te veel hangen in het sociale domein.’
Ook corporaties hebben er moeite mee om de link te leggen tussen gemeenschapsvorming en woningbouw. Terwijl woningcorporaties juist een vanzelfsprekende rol bij de opbouw van vitale gemeenschappen hebben, stelt Van Triest. ‘De perceptie van veel corporaties is echter totaal anders.’
Neem de gemeenschappelijke voorzieningen. Die moeten gezellig zijn omdat mensen daar met elkaar samenleven. Maar dat gebeurt niet vanzelfsprekend. Daar is organisatiekracht voor nodig: een bruismethode, zoals Van Triest het noemt. Een methode voor gemeenschapsopbouw.
‘Als corporaties dat horen is de primaire reactie dat ze daar niet van zijn. Maar… daar zijn ze wel van. De eenzaamheid neemt immers toe bij het ouder worden en mensen bellen dan eerder als er klachten zijn. Zo wordt het vanzelf het probleem van de corporatie.’
Strategische samenwerking
Iedereen, zegt Van Triest, heeft een stukje van de puzzel die het dossier wonen en zorg is. ‘Je krijgt pas inclusieve wijken als je weet samen te werken, dat wordt nog onvoldoende georganiseerd. Omdat er niet echt een eigenaar is, kijkt iedereen naar de gemeente en levert daar zijn verlanglijstje in. En vervolgens moet die het oplossen. Zo werkt het natuurlijk niet. Er is een kerncoalitie nodig, die zich met hart en verstand voor meerdere jaren committeert.’
‘Het begint met het expliciteren van het eigen belang. Vervolgens moet de gemeente samen met de partners de juiste kaders vastleggen. Als je op strategisch niveau de juist voorwaarden bepaalt, hoef je niet per project zulke zware samenwerkingsprocessen op te tuigen. Veel partijen kunnen het prima zelf regelen, als ze maar weten wat de kaders zijn.’
‘Je ziet vaak dat partijen in een impasse komen na de eerste ronkende fase. Ze hebben te weinig uitgewisseld waarom ze om tafel zitten, te weinig geëxpliciteerd waar ze aan werken en vaak ook niet georganiseerd hoe ze met elkaar aan de slag gaan. Ontwerpers kunnen een hele mooie rol vervullen in het verbeelden van het gedeelde toekomstbeeld. Zij kunnen inzichtelijk maken wat er nodig is en dat op een verbindende manier doen, samen met bewoners. De verbeelding van zo’n toekomstbeeld is ook iets waar je naar kunt terugkeren als je vastloopt. Nieuwe woonzorgcombinaties komen er niet vanzelf. Dat begint met het organiseren van de samenwerking.
Reactie toevoegen