Wie de thema’s veiligheid en vertrouwen op de zorgsector (VVT) plakt, heeft het niet alleen over de cliënten zelf, maar zeker ook over de zorgmedewerkers. Dat is precies het onderwerp dat Francis Eijsackers (directeur SPOT) graag onder de aandacht brengt. “Echt alle oren moeten gespitst zijn.”
‘Zorgmedewerker moet cliënt niet zien als ziektebeeld zelf’


“Vanuit de rol die ik bij SPOT heb - ik ben er sinds juli 2024 directeur - vind ik ‘vertrouwen’ een heel mooi thema. Wij behartigen de belangen van aanbieders in de Verpleging, Verzorging en Thuiszorg, wat gaat over alles van huishoudelijke ondersteuning tot en met verpleeghuiszorg. Zeker bij het leveren van kleinschalige zorg, dicht bij de cliënt en op maat, zijn vertrouwen en ook veiligheid echt wel een ding. Zo moet een cliënt bij de kennismaking met een medewerker van de thuiszorg, geschoold of niet-geschoold, duidelijk durven en kunnen aangeven hoe hij of zij het graag wil. In dat kader wil ik echter ook de positie van die medewerker benadrukken.
Dementie herkennen
Het merendeel van onze SPOT-leden is Wmo-aanbieder en vaak bestaat 90 à 95 procent van hun aanbod uit huishoudelijke ondersteuning door meestal niet-geschoolde medewerkers. Voordat huishoudelijke ondersteuning werkelijk wordt toegekend, wordt er lang gewacht, terwijl de cliënt al een vergevorderd stadium van dementie kan hebben. Vervolgens komt er een niet-geschoolde medewerker en die moet de dementie herkennen. En zelf inschatten of het handiger als er vaker dan één keer per week iemand komt.
Aan medewerkers die zelf 50-plus zijn, hoef je niets meer te vertellen, maar onze Wmo-aanbieders verwachten ook dat jonge medewerkers zonder zorgdiploma dementie herkennen. En snappen dat iemand in zijn antwoorden toch niet altijd even congruent is. Daarnaast zijn er ook jongere medewerkers die nog geen idee hebben wat het is om in een huishouden te ondersteunen, terwijl zij juist de ogen en oren achter de voordeur zijn. Zij zijn van alle thuiszorgmedewerkers het langste bij iemand thuis en kunnen heel goed signaleren hoe het gaat met meneer of mevrouw.
Ze bekijken de datum van het eten in de koelkast en signaleren of iemand er nog een beetje netjes uitziet. Echt alle oren moeten gespitst zijn, want dan heb je het ook over niet-geaarde stekkerdozen en stokoude strijkijzers. Of woningen waar luierbroekjes in de wasmachine gaan, omdat de bewoners het verschil niet meer weten tussen een onder- en een luierbroek. Waarna de medewerker tot haar enkels in het water staat en de stekker uit een rammelend stopcontact moet trekken.
Eisen
Je stuit dan op de eisen die in aanbestedingen en de cao gesteld worden aan ons personeel. Dat betekent vaak dat de werkgever ervoor moet zorgen dat het personeel geschoold wordt. Als jij echter een e-learning moet maken die vrijwillig is en je snapt helemaal niet hoe een e-learning werkt, dan doe je hem gewoon niet. Ondertussen wordt van die medewerkers veel meer verwacht dan alleen maar het zorgen voor een schoon en leefbaar huis. Zonder deze ‘ongeschoolde’ doelgroep van 72.000 medewerkers, die minister Agema niet eens meenam tijdens het Arbeidsmarktdebat in december 2024, stort Nederland echter helemaal in.
Dus het thema veiligheid en vertrouwen is voor deze doelgroep keihard nodig en zij hoeven echt niet per se geschoold te zijn. Ze krijgen vanuit de organisatie natuurlijk wel een soort welkomsttraining, waarbij je bijvoorbeeld hoort dat je volgens de Arbowet met deugdelijk materiaal moet werken. Dat je niet op een trapje moet gaan staan waarvan één voetje is verdwenen of dat je geen ramen gaat zemen met oude overhemden. Je moet dan zelf aan de cliënt het signaal afgeven, dat je niet kunt werken met een stofzuiger waarvan het snoer bij elkaar getapet is. Dat moet die medewerker vanwege zijn eigen veiligheid eigenlijk weigeren.
Grensoverschrijdend
Daarnaast heb je ook de intermenselijke veiligheid. Zoals situaties waarin een meneer van over de tachtig niet in de gaten heeft dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoont. Dat is gelukkig meestal verbaal gedrag, maar medewerkers krijgen ook weleens een klap. Dan moet die medewerker wel het kantoor durven bellen. Een medewerker van vijftig zegt dan gewoon ‘ik stop ermee’, maar een jonge vrouw van achttien doet dat niet.
Als medewerkers vervolgens aan de bel trekken, hebben grote zorgaanbieders daarvoor een soort vangnetconstructie. Een goede organisatie zorgt er dan voor dat die medewerker gerustgesteld wordt en als het extreem wordt, moet die organisatie opschalen. Een integrale zorgaanbieder kan intern snel opschalen, naar bijvoorbeeld een wijkverpleegkundige of een casemanager dementie. Maar ben jij een aanbieder van alleen huishoudelijk ondersteuning in de Wmo, dan moet je opschalen naar de gemeente of de GGD. Dat is echter lang niet toereikend.
Mantelzorgers
We leunen momenteel veel op deze medewerkers, die een belangrijke schakel zijn tussen informele en formele zorg, als een soort instrument tussen professionals en mantelzorgers. Waardoor er ook minder oneigenlijk wordt gebruikgemaakt van hoogopgeleide zorgmedewerkers. Het is echter lastig en ingewikkeld dat iedere gemeente het anders mag doen. Dus moet je nu als aanbieder iedere keer heel toegespitst, op basis van een contract met een gemeente, je medewerkers instrueren.
Met SPOT pleit ik daarom voor meer regionale samenwerking. Wij zijn voornemens om nu ook, naast de secties Wmo, Zvw en Wlz, een sectie aanvullende mantelzorg op te richten voor partijen die informele zorg leveren. Ik heb eerder, in mijn rol als opperhoofd Wmo, altijd de knip gemaakt tussen huishoudelijke ondersteuning en zorg, maar wordt het geen tijd om huishoudelijk ondersteuners op te leiden om laag complexe zorghandelingen uit te kunnen laten voeren? Dan halen we de druk weg bij de zorgprofessionals. Ook het inzetten van '55-plus huishoudelijk medewerkers' als mantelzorgondersteuner werkt goed. Die medewerkers blijven behouden voor de organisatie en voeren nog steeds waardevol en zinvol werk uit.
Geschoold
Verder geldt natuurlijk ook voor geschoold personeel dat ze naast de Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen zaken signaleren die niet bij hun takenpakket horen. Stel dat een zorgorganisatie in één week drie keer het signaal krijgt dat in hetzelfde pand van een woningcorporatie het douchewater bruin ziet. Dan kun je dat naast je neerleggen, maar je kunt ook als organisatie even contact opnemen met die corporatie. Dan maak je meteen een bondje met die organisatie en kan je je dienstverlening verbeteren. Op die manier kunnen wij de zorg en ondersteuning in Nederland nog veiliger maken. Een medewerker moet dan van de werkgever wel het vertrouwen krijgen en niet te beperkt worden.
Als ik ten slotte kijk naar de grote woonzorginstituten, dan is er meestal ook niet echt ruimte voor zorgmedewerkers om eens rustig met cliënten te gaan zitten en te vragen hoe ze het graag willen hebben. Vandaar dat wij zo blij zijn met de vele kleinschalige locaties. Waar al bij het intakegesprek wordt gevraagd wat voor de cliënt belangrijk is en hoe laat hij of zij bijvoorbeeld gedoucht wil worden. Zo creëer je vertrouwen in die zorgmedewerker.
Andersom moet er vanuit de zorgmedewerker ook vertrouwen zijn naar de cliënt. Die medewerker moet de cliënt niet zien als het ziektebeeld zelf, want anders gaan ze te veel medicaliseren. Iemand met een vergevorderd stadium van dementie heeft een ziekte, maar die persoon is niet zijn ziekte. Die kan op onderdelen nog gewoon een heel waardevolle dag hebben en ook nog zelf bepalen wat hij wil. Op dit gebied moet een aantal organisaties nog een slag maken. Daarvoor moet je vooral op de werkvloer zijn en luisteren naar de mensen die er dagelijks werken. Doe er je voordeel mee om je dienstverlening aan te passen en te verbeteren.”
Wil je veel meer te weten komen over ‘veiligheid en vertrouwen’ in de woonzorgsector, bezoek dan ons Seminar Veiligheid & Vertrouwen (dinsdag 11 maart, Amersfoort). Ontdek nu het complete programma of schrijf je meteen in.
Tekst: Ysbrand Visser
Foto: Shutterstock
Reactie toevoegen