Onderzoek: hoe creëer je thuisgevoel onder bewoners in een wijk?
Hoe creëer je een groter thuisgevoel onder bewoners in een wijk? En hoe voorkom je dat bewonersgroepen zich zo thuis gaan voelen dat dit ten koste gaat van het thuisgevoel van anderen? Is het bouwen van een inclusieve lokale gemeenschap eigenlijk wel mogelijk? Deze vragen zijn onderwerp van het onderzoek waarop politiek socioloog Fenneke Wekker eind oktober aan de UvA promoveerde.
Bron: Ben Sajet Centrum
Tussen 2010 en 2018 volgde Wekker verschillende interventies in wijken waar op initiatief of met ondersteuning van de overheid, gepoogd werd specifieke groepen buurtbewoners aan elkaar te verbinden en op die manier hun thuisgevoel in de wijk te vergroten. Zo liep zij onder andere mee met het pilotproject Burengroepen dat tot doel had mensen met een verstandelijke beperking of met psychiatrische problemen samen een zelfredzame buurtgemeenschap te laten vormen. Fenneke Wekker at maandenlang 3 keer per week bij een buurtrestaurant dat probeerde bruggen te slaan tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ buurtbewoners in een Amsterdamse arbeiderswijk waar de laatste jaren steeds meer mensen met een Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse of Surinaamse achtergrond waren komen wonen. En ze vatte een jaar post in twee zogenaamde bloemkool- of woonerfwijken, die in de jaren ’70 en ’80 gebouwd werden om jonge gezinnen in de stad veilig te laten samenleven als een soort dorpse gemeenschap in de stad.
Bij de Burengroepen viel op dat met name die buurtbewoners opbloeiden en zich bij elkaar thuis begonnen te voelen, die al over een vrij grote mate van zelfredzaamheid beschikten. De mensen die kampten met zwaardere problematiek zoals bijvoorbeeld sociale angsten, durfden letterlijk hun huis niet uit, ook al deden de betrokken professionals flink hun best om hen erbij te betrekken. Gezamenlijke zelfredzaamheid bleek dus niet de uitkomst, maar de instapvoorwaarde van deze interventie. De doelgroep werd hiermee dus nauwelijks geholpen en wilde ook niet op deze manier geholpen worden.
Bij het buurtrestaurant werden pogingen gedaan om witte, Nederlandse bewoners uit de wijk in contact te brengen met bewoners met een niet-Nederlandse en niet-Westerse achtergrond. Hoewel het doel was culturele verschillen te overbruggen, werd het voor buurtbewoners met een niet-Nederlandse achtergrond bijna onmogelijk om zomaar het restaurant binnen te stappen zonder als ‘anders’ gezien te worden. De grote nadruk op menging en het belang van het ‘omarmen van de vreemdeling’ zorgden eerder voor een groter onderscheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen, dan dat er culturele verschillen werden overbrugd en thuisgevoel tussen hen werd gecreëerd.
De bloemkoolwijken bleken na 40 jaar nog steeds een mekka voor vaders en moeders met jonge kinderen, ongeacht onderlinge verschillen op basis van culturele achtergrond, ras of klasse. Ondanks het feit dat het gezin als samenlevingsvorm in de minderheid is geraakt en er inmiddels ook ouderen en echtparen zonder kinderen in de wijken wonen, zijn jonge gezinnen nog steeds dominant aanwezig. Bewoners die niet tot een jong gezin behoorden gaven aan uitgesloten, genegeerd en zelfs gepest te worden door de dominante groep.
Wekkers belangrijkste conclusie is dat de institutionele kaders van de interventie een doorslaggevende rol spelen in de manier waarop buurtbewoners elkaar beginnen te herkennen en op basis van welke eigenschappen zij zich veilig bij elkaar gaan voelen. Als het doel is bewoners gezamenlijk zelfredzaam te maken, zullen de zelfredzamen elkaar vinden en gaan steunen. Als de interventie witte Nederlanders aanspoort ‘anderen’ te omarmen, dan gaan zij bewoners van kleur en met een niet-Nederlandse achtergrond ook daadwerkelijk zien en behandelen als ‘de anderen’. Als het doel is jonge gezinnen te beschermen en te verenigen, dan worden die jonge gezinnen, ook als ze in de minderheid zijn, de norm in een wijk. Met andere woorden, degenen die het best passen binnen de institutionele kaders gaan ervaren dat zij ‘als van nature’ thuishoren in de buurt. Dit lijkt ten koste te gaan van het thuisgevoel van de anderen.
Gelijktijdig met het proefschrift verscheen het boek Achter de voordeur, een bundel met indringende verhalen van mensen met een verstandelijke beperkingen en psychiatrische problematiek. Voorzien van een inleiding en een epiloog laten de verhalen zien waarom het juist in deze tijd van vereenzaming en isolatie zo belangrijk is als sociaal wetenschapper, zorgprofessional of buur, oog te blijven houden voor elkaar en voor kwetsbare bewoners in de stad.
Het proefschrift van Fenneke Wekker, Building Belonging; Affecting Feelings of Home through Community Building Interventions is hier te downloaden.
De bundel ‘Achter de voordeur’ werd gemaakt in samenwerking met het Ben Sajet Centrum en Stichting Actief Burgerschap. Een digitale kopie is hier gratis te downloaden.
Reactie toevoegen