Rick Kwekkeboom is Lector Langdurige Zorg en Ondersteuning aan de Hogeschool van Amsterdam en ZorgSaamWonen-expert. In een blog, die onlangs verscheen in Digimagazine #3 van ZorgSaamWonen, blikt zij terug op het ‘verloop’ van zorgzaamheid in onze samenleving en hoe we, op basis van onze ontwikkelde kennis en ervaringen, vooruit kunnen en zullen moeten.
Vooral verder blíjven kijken, maar ook ernaar handelen…
In 1985 werd ik, als lid van de toen (bijna) verloren generatie, haast tot mijn eigen verbazing aangenomen als medewerker bij het Stafbureau Onderzoek van het toenmalige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Dat ministerie werd sinds 1982 geleid door Elco Brinkman, van wie Wikipedia nu meldt dat hij de bedenker zou zijn van het begrip Zorgzame Samenleving. Brinkman betoogde in ieder geval dat ‘de Nederlandse samenleving haar zorgzaamheid verloren had en dat wij, Nederlanders, weer meer naar elkaar moesten gaan omzien’. Zoals we dat vroeger deden…
Aan het Stafbureau werd gevraagd om met een literatuurverkenning naar de historische en heersende zorgculturen, de voorwaarden voor de ‘terugkeer naar de zorgzame samenleving’ in kaart te brengen. Als beginnend ambtenaar kreeg ik die opdracht en daarmee begon mijn loopbaan als onderzoeker/adviseur naar het verschijnsel zorgzaamheid in Nederland.
Hoe dan ook
Of de literatuurverkenning opleverde wat minister Brinkman ervan verwachtte weet ik niet. Ik kwam er hoe dan ook op uit dat ‘de Nederlander’ ook in de jaren 80 van de vorige eeuw al (of nog steeds) heel zorgzaam was. Het aantal uren dat besteed werd aan zorg aan naasten (mantelzorg), via vrijwilligerswerk of in de vorm van hand- en spandiensten was ruim vijf tot acht keer zo groot als dat van de professionele zorg. Een analyse van een door het Sociaal en Cultureel Planbureau uitgevoerd bevolkingsonderzoek bevestigde dit beeld.
Ook kwam naar voren dat ruim een kwart van de Nederlanders aangaf eerder zelf hulp te verlenen aan een oudere buurvrouw dan hiervoor naar professionele hulp te verwijzen. Analyse naar achtergrondkenmerken leerde onder andere dat de hulpbereidheid, respectievelijk, de inzet van hulp, onder stedelingen niet lager was dan onder inwoners van regionale gebieden.
Niet meegaan in de oproepen
Vanaf die jaren 80 is míjn oproep dan ook nooit geweest dat de zorgzame samenleving terug moest komen, maar dat we alles op alles moesten zetten om deze te behouden en waar nodig faciliteren. Dat betekent, om te beginnen: níet meegaan in de oproepen van toenmalig (2001 – 2010) premier Balkenende om meer naar elkaar om te kijken en meer mantelzorg te gaan verlenen. En dus ook níet meegaan in de herhaling hiervan zo’n 10 jaar later door minister Helder en haar oproep te investeren in een sociaal netwerk dat ‘later’ de zorg op zich kan nemen. Alsof het aangaan van relaties, het ontwikkelen van vriendschappen een soort belegging is tegen de oude dag en de daarmee komende gebreken. En alsof ‘meer mantelzorg’ en ‘meer burenhulp’ de énige antwoorden zijn op de problemen in de publiek gefinancierde zorg en ondersteuning.
Ingrijpen in bouwen en wonen
Met deze retoriek wordt hoe dan ook geen recht gedaan aan de jarenlange en intensieve betrokkenheid van mensen bij naasten of dierbaren die hulp nodig hebben. Daardoor wordt het te gemakkelijk om niet constructief na te hoeven denken over manieren waarop het verlenen van zorg aan elkaar, gemakkelijker, of in ieder geval minder belastend kan worden.
Naast betere regelingen om het combineren van (mantel)zorg met taken als studie of werk eenvoudiger te maken, zijn ook ingrepen in de wereld van bouwen en wonen noodzakelijk. Het is allang bekend dat de inrichting van de woning én van de woonomgeving van grote invloed is op de zorgvraag en zorgverlening. Een toegankelijke woning vermindert de behoefte aan hulp en ondersteuning als de mobiliteit afneemt. Wanneer intensieve zorg nodig is of wordt, bieden gecombineerde huisvestingsvormen als kangoeroe- of mantelzorgwoningen uitkomst.
Inclusieve wijk
Een leeftijdsvriendelijke wijk, waar de voorzieningen voor dagelijkse levensbehoeften bereikbaar en toegankelijk zijn, draagt bij aan behoud van redzaamheid en bevordert de ontmoeting tussen bewoners en bezoekers en daarmee het ontstaan van sociale contacten.
Zo draagt de woonomgeving bij aan het voorkomen of verminderen van eenzaamheid, wat dan weer bijdraagt aan preventie van gezondheidsproblemen en daaruit voortkomende zorgvragen. Een ‘inclusieve wijk’ biedt ruimte voor gezamenlijke activiteiten maar kent ook ‘stilteplekken’ voor degenen die behoefte hebben zich terug te trekken om juist dáárdoor tot rust te komen.
Hofjes en hoven
Het is opvallend dat ook in de actuele debatten over zowel zorg- als huisvestingsvraagstukken, steeds maar weer voorbij lijkt te worden gegaan aan de kennis over de impact van woning en woonomgeving op zowel zorgvraag als zorgbereidheid. Al in de middeleeuwen werden op basis van deze kennis ‘hofjes’ opgericht en ook in de 21e eeuw kunnen nieuwe hofjes of ‘hoven’ worden verwelkomd, steeds vanuit het basisprincipe dat de gebouwde omgeving een stimulans kan zijn voor onderlinge, wederzijdse ondersteuning, met behoud van privacy.
Mensen wíllen namelijk wel naar elkaar omzien en ze dóen dat ook, naar behoefte meer of minder intensief. Met de veranderingen in onze samenleving en daaraan verbonden verplichtingen rond school, studie en werk, is de vraag naar het faciliteren van deze onderlinge steun breder geworden dan alleen op het terrein van wonen, maar daar ligt vaak wel het begin. Laten we daar nu eindelijk eens naar gaan handelen.
Dit artikel verscheen in ZorgSaamWonen Digimagazine #3 2024. Het magazine is gratis te bekijken.
Reactie toevoegen