Geef me de Vijf: Bernard Smits
Voor deze editie van de rubriek Geef me de Vijf is gesproken met Bernard Smits, bestuurder van de WBVG, Woningbouwvereniging Gelderland, die zich inzet voor collectief wonen in zelfbeheer. Hij is oprichter van Cooplink en als expert aan ons platform ZorgSaamWonen verbonden.
Bernard Smits
1. Welke rol spelen senioren in je werk?
Het bijzondere van onze werkwijze is dat mensen met ideeën rond kleinschalige collectieve woonvormen naar ons toekomen. En in de afgelopen jaren zijn dat in toenemende mate vitale ouderen. Wij kunnen wel denken dat we weten hoe mensen willen wonen maar dat weten ze natuurlijk zelf veel beter. Vooral ouderen hebben een beeld hoe zij de komende jaren willen leven en daarbij hechten zij meer geloof aan hun zelfredzaamheid dan aan afhankelijk te zijn van de zorg in Nederland.
Nederland is helemaal ingericht op individueel wonen en wij helpen ouderen samen zelfredzaam te zijn via collectieve woonvormen. Het mooie is dat ouderen niet alleen voor ogen hebben hoe ze willen wonen, maar ook een mening hebben over de rollen en verantwoordelijkheden van andere partijen. Ze nemen niet zomaar iets klakkeloos aan. Ze zijn door de wol geverfd en lang niet zo ‘kneedbaar’ als jongeren. Dankzij die houding is er meer sprake van gelijkwaardigheid tussen hen en professionals. Dat geeft een gezonde spanning en komt het resultaat uiteindelijk ten goede.
2. Wat is het verschil tussen wooncoöperaties, woongemeenschappen en community land trusts?
Het zijn variaties op een thema. Het verschil zit hem in een aantal kenmerken. Woongemeenschappen kunnen in eigendom zijn bij een woningcorporatie bijvoorbeeld. Bij Community Land Trusts zijn de woningen eigendom van het bewonerscollectief en is de grond in handen van een aantal stakeholders (de community, de buurt en de lokale overheid). Bij wooncoöperaties gaat het er uiteindelijk om dat het beheer en de exploitatie in handen zijn van het bewonerscollectief. Iedere variant zoekt een eigen construct om hetzelfde gedachtegoed tot uiting te brengen. Wat deze vormen gemeen hebben, is daarom veel interessanter. Al deze initiatieven willen zeggenschap over hun woning en woonomgeving en dat willen ze coöperatief en in solidariteit met elkaar organiseren. Zeggenschap is daarom eigenlijk te licht uitgedrukt; men wil eigenaarschap. Eigenaarschap in een collectieve, persoonsonafhankelijke vorm.
3. Komt er voor deze vormen een doorbraak aan?
Deze woonwens bestaat al minstens zolang ik bij de WBVG betrokken ben en dat is al ruim 35 jaar. Niets nieuws onder de zon. Maar sinds de rampzalige nieuwe Woningwet van 2015 zijn er enorme gaten in de woningmarkt ontstaan (niet alleen voor ouderen) en daar springen deze woonvormen in. Als je langs de reguliere weg geen passende woonruimte vindt, dan organiseer je het toch zelf? En groot gelijk hebben ze. En waar ik dan misschien nog wel het meest van geniet is dat deze collectieven precies datgene voor elkaar krijgen waar de overheid en de marktpartijen falen: passende woonruimte bieden, doorstroming op gang helpen en de zorgzame samenleving herstellen. Gelukkig zien steeds meer mensen dat in en samen worden de schouders eronder gezet. Corporaties, gemeenten, ontwikkelaars en een hele reeks experts, al dan niet in georganiseerd verband zoals bij Cooplink, VGW, LVGO etcetera, doen steeds meer hun best om deze woonvormen te laten slagen. Dat verdienen ze ook, omdat ze een wezenlijke bijdrage kunnen leveren in het laten kantelen van de huidige woningmarkt. Want dat is wat er nodig is: niet een leuk nieuw idee voor een beperkte groep, maar een ware verandering van de manier waarop we naar huisvesting kijken. Bewoners die met hun eigen gemeenschap centraal staan, verantwoordelijkheid dragen en tal van maatschappelijke problemen op het gebied van betaalbaarheid, duurzaamheid, zorg en eenzaamheid kunnen voorkomen. En wij professionals? Wij springen bij als het nodig is of gewenst. Zo zie ik de toekomst voor de volkshuisvesting.
4. Hoe houd je woongemeenschappen 'vitaal'?
Woongemeenschappen zijn uitstekend in staat zichzelf vitaal te houden. Daarvoor geldt wel dat er aan de voorkant onderlinge afspraken gemaakt zijn. Een heldere visie op het wonen, goede organisatorische afspraken, een zuivere besluitvorming en van tevoren weten wat je moet doen als er een conflict ontstaat. Om achteraf de vitaliteit te verbeteren, is een intensief proces nodig dat eigenlijk overbodig zou moeten zijn. In mijn dagelijkse praktijk zie ik al tientallen jaren dat woongemeenschappen enorm weerbaar zijn en flinke klappen kunnen opvangen. Leden die in de problemen terechtkomen worden er weer uitgeholpen; betalingsproblemen worden collectief opgevangen; stijgende inflatie wordt met gezamenlijke creativiteit bestreden. Om woongemeenschappen maak ik me geen zorgen. Het zijn de geïsoleerde individuen die in de problemen raken die onze aandacht nodig hebben.
5. Wat zou je in 2023 met ZorgSaamWonen samen willen doen?
Er moet veel meer aandacht komen voor collectieve woonvormen. Of het nu ouderen betreft, meergeneratiewonen of welke doelgroep dan ook: als deze woonvorm de kans krijgt zich door te ontwikkelen, zijn we zó uit de wooncrisis. Maar vooralsnog is de woonvorm bekend bij slechts een klein deel van de mensen die hieraan mee kunnen helpen. Daarom moeten de initiatieven die er al zijn en die zich dagelijks bewijzen, veel zichtbaarder worden. ZorgSaamWonen is een geweldige partner om dat te bewerkstelligen. Ik zie vele mogelijkheden om met ZorgSaamWonen samen te werken en krachten te bundelen. Ik kan me voorstellen dat we onze netwerken bij de bewonersprojecten aan elkaar knopen en een reeks excursies organiseren. Of een artikelenreeks. Of podcasts. Of…..
Reactie toevoegen