'Er is meer nodig voor het onderhoud van het Nederlandse zorggebouw'
Bij de presentatie in november 2022 van het nationale programma Wonen en Zorg voor Ouderen (WoZo) werd het opnieuw aangekaart: de zorgsector staat onder druk en ‘dus’ ligt een groter beroep op de mantelzorg en informele zorg voor de hand. Gelukkig was voordat deze gevolgtrekking werd gemaakt wel uitgebreid aan de orde gekomen hoe groot de inzet van de informele zorgverleners (mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg) in Nederland in feite al is. Dat laatste is winst ten opzichte van de eerdere fases in de discussie over de houdbaarheid van het (publiek gefinancierde) aanbod aan zorg en ondersteuning.
Deze discussie wordt namelijk al decennia gevoerd. Al tijdens de uitbouw van de Nederlandse verzorgingsstaat tegen het einde van de twintigste eeuw werden er vraagtekens gezet bij de houdbaarheid van deze situatie. De in 1983 uitgebrachte bundel 'De nadagen van de verzorgingsstaat', waarin diverse auteurs hun (kritische) licht lieten schijnen op het Nederland van toen, eindigde met een hoofdstuk dat als titel 'Het einde van de verzorgingsstaat?' had meegekregen (Idenburg, 1983).
Het jaar daarvoor was Elco Brinkman benoemd tot minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Hij gaf, nadat hij had opgeroepen tot een ‘terugkeer naar de zorgzame samenleving’, invulling gaf aan de door het kabinet Lubbers I in gang gezette bezuiniging op de collectieve sector (Trappenburg, 2019). In het kader daarvan liet hij in een interview met het NRC Handelsblad weten van mening te zijn dat ‘wij erg gaan leunen op professionele instellingen. We hebben de verantwoordelijkheid bij ons zelf (…) weggehaald’ (zie Steyaert & Winsemius, 2010). In zijn ogen was het gevolg daarvan dat mensen met een ondersteuningsvraag overgeleverd waren aan 'de onpersoonlijke behandeling door beroepskrachten' en had de samenleving ingeboet aan warmte, betrokkenheid en zorgzaamheid (Kwekkeboom, 2010).
"Zorgpiramide Nederland rust op een dik en stevig fundament: de informele zorg." Rick Kwekkeboom
Om dit tij te keren riep Brinkman op tot een ‘herstel van de zorgzame samenleving’, te bereiken door een grotere inzet van informele zorg. Toch bleek uit een, door hem zelf van een voorwoord voorziene, literatuurstudie uit 1987 dat het aanbod aan informele zorg dat van de professionele zorg in de meeste hulpsituaties veruit overtrof (Kwekkeboom, 1987). Hóever kwam naar voren uit de meer gedetailleerde analyse van data uit diverse onderzoeken van het Sociaal Cultureel Planbureau, in 1990 uitgebracht. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken kon worden berekend dat de in Nederland geboden zorg door naasten ruim vijf keer zo groot was als de professionele hulpverlening (Kwekkeboom, 1990). In latere, door onder andere het SCP uitgebrachte rapporten, kwam naar voren dat deze verhouding tussen informele en formele zorg vrijwel constant is gebleven en in feite nog steeds is (de Boer, Broese van Groenou & Timmermans, 2009; de Boer, de Klerk, Verbeek-Oudijk, & Plaisier 2020).
Indrukwekkende omvang informele zorg
Van het ‘zorggebouw in Nederland’ of, liever, de ‘zorgpiramide in Nederland’ kan dus met recht en rede gezegd worden dat het rust op een zeer stevig en dik fundament: de informele zorg. En die informele zorg wordt geleverd naast de professionele zorg die zorgvrager thuis ontvangt, maar gaat dóór als deze zorgvrager opgenomen wordt. En zoals het voor alle gebouwen geldt ook voor het zorggebouw dat het om overeind te blijven van belang is dat het fundament stevig blijft.
Vanuit die optiek is het dus meer dan te prijzen dat bij de ontwikkeling van beleidsvoornemens als het WOZO-programma dan nu wel het besef is ingedaald dat de informele zorg in Nederland van indrukwekkende omvang is. Of dat er ook toe leidt dat, zoals in de bouwwereld gewenst is, het fundament ook daadwerkelijk onderhouden wordt en niet, door onoplettendheid of onbekendheid, verzwakt, moet worden afgewacht.
Gebruikt in plaats van gewaardeerd
Er zijn wel redenen tot zorg. Alleen al het feit dat het discours over de (financiële) houdbaarheid van het publieke zorgstelsel samengaat met een discours over het ‘hoe’ van het vergroten van de informele zorg is zorgwekkend. Daarmee wordt immers opnieuw de suggestie gewekt dat de overheid de informele zorg blijft beschouwen als een middel om de gaten in de begroting te vullen. Hiermee wordt geen recht gedaan aan de oprechte betrokkenheid en inzet van mensen om hun naasten zorg te geven en kwaliteit van leven te bieden. Mensen voelen zich hierdoor ‘gebruikt’ in plaats van ‘gewaardeerd’, waarmee hun inzet ondermijnd wordt, zeker als de zorg aan deze naasten zwaar en daardoor belastend is.
"Leden van de beroepsbevolking zorg geven nu al massaal de voorkeur geven aan sectoren waarin betalings- en verlofregelingen gunstiger zijn." Rick Kwekkeboom
Het risico van ondermijning wordt groter als bij de twijfels over de houdbaarheid van het stelsel in verband met (dreigende) personeelstekorten voorbij wordt gegaan aan de invloed van de arbeidsvoorwaarden in de zorg- en welzijnssector. Want het is dan wel waar dat de beroepsbevolking krimpt, dat er daardoor minder arbeidskrachten in de zorg kúnnen gaan werken – andere sectoren moeten immers ook over personeel kunnen beschikken - én dat tegelijkertijd het aandeel in de bevolking dat (potentieel) zorg nodig heeft groeit (WRR, 2021). De verhouding tussen professionele zorgverleners en (langdurige) zorgontvangers zal daardoor onvermijdelijk gaan veranderen. Maar het is óók waar dat de leden van deze beroepsbevolking (nu al) massaal de voorkeur geven aan sectoren waarin betaling- en verlofregelingen gunstiger zijn. Dit zijn de gevolgen van de politieke keuzen en het is niet terecht deze op de informele zorgverleners af te wentelen.
"Inmiddels zijn concepten als ‘mantelzorgwoning’ of ‘kangoeroewoning’ redelijk ingeburgerd. Dat geldt ook voor de ideeën rond hofjes en andere vormen van geclusterd wonen. De realiteit is helaas nog een andere." Rick Kwekkeboom
Bouwen om te (kunnen) zorgen
De bouwwereld is overigens niet alleen als leverancier van metaforen rond de instandhouding van de informele steunstructuur van belang. Want zowel woningen als de woonomgeving spelen een belangrijke rol in het faciliteren en stimuleren van zorg voor en omzien naar elkaar. Inmiddels zijn concepten als ‘mantelzorgwoning’ of ‘kangoeroewoning’ redelijk ingeburgerd. Dat geldt ook voor de ideeën rond hofjes en andere vormen van geclusterd wonen. De realiteit is helaas nog een andere: het vraagt van initiatiefnemers van, bijvoorbeeld, voorzieningen voor groepswonen het nodige doorzettingsvermogen én kennis van alle juridische en financiële kaders om een idee tot werkelijkheid te brengen Voorbeelden hiervan zijn:
- Woongroepen.nl/category/financieel-en-juridisch/
- Financiering | ZorgSaamWonen
- Platform31.nl/thema-s/wonen-zorg/vitale-woongemeenschappen
En hoewel voor het neerzetten van een mantelzorgwoning ‘in principe’ geen vergunning nodig is, geldt dat in feite alleen als aan een reeks voorwaarden is voldaan (zie (Mantelzorg.nl/onderwerpen/wonen/mantelzorgwoning). Dit lijkt in de praktijk een behoorlijke drempel op te roepen voor de daadwerkelijke realisatie.
Politieke agenda
Daar staat tegenover dat het concept ‘wonen met zorg’ inmiddels ook hoog op de politieke agenda staat, niet in de laatste plaats dankzij de inspanningen van de huidige Rijksbouwmeester Francesco Veenstra en diens voorganger Floris Alkemade). De Rijksbouwmeesters ijverden, samen met hun lokale collega’s, al tijden voor een meer inclusieve huizen- én stedenbouw (Jolles, A. et al., 2021). Beiden zochten daarvoor de samenwerking met de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving en bereikten zo zowel de wereld van architecten en stedenbouwers als die van zorg en welzijnsprofessionals en – aanbieders. Hiermee staan zij aan de basis van het nu landelijke ‘wonen en zorg-beleid’ dat, volgens de hiervoor ingestelde Taskforce Zorg en Wonen, halverwege 2022, toch nog grotendeels én maximaal in de lokale of regionale verkennings- of onderzoeksfase verkeerde.
Recent is onder auspiciën van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK - Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) én dat van Volksgezondheid, Welzijn en sport (VWS) gezamenlijk het programma Wonen en Zorg voor Ouderen (WoZo) uitgebracht. In de tekst van het programma zelf wordt de meeste aandacht gegeven aan het ‘ouderenvriendelijk’ maken van de woningvoorraad en het bevorderen van de doorstroom, maar wordt ook ingezet op het ontwikkelen van een meer op ontmoeten en bewegen gerichte woonomgeving. In één zinnetje wordt daarbij opgemerkt dat ‘meer ontmoeten’ ook zal leiden tot ‘meer naar elkaar omzien en voor elkaar zorgen’.
Samenredzaamheid versterken
In de Kamerbrief waarin de minister van Langdurige Zorg (VWS) de komst van het WoZo-programma aankondigde werd dan wel weer meer uitgebreid de link gelegd met de informele zorg (TK 2021/2022). Wanneer ouderen, net als anderen met een zorg- of ondersteuningsvraag, gestimuleerd worden zo lang mogelijk zelfstandig te wonen zal dit, zo staat in de brief, met zich meebrengen dat de 'informele zorg en samenredzaamheid (mantelzorg, burgerinitiatieven, vrijwilligers) een grotere rol zullen gaan spelen dan nu'. Daarin wordt ‘samenredzaamheid’ gezien als ondersteunend aan mantelzorg en wordt, om deze ‘samenredzaamheid’ te versterken (ook) een antwoord gezocht in de inrichting van de gebouwde omgeving. Dit is in lijn met het, mede in reactie op het WoZO-programma, door de Raad van Ouderen uitgebrachte advies rond ‘preventie’. Ook de RvO bepleit het ‘geografisch situeren van woonvormen (voor ouderen) zodat het vormen van een zorgverlenend netwerk in de nabijheid voor de hand ligt’ (RvO Preventie).
Belemmeringen
Om de in de hiervoor gebruikte beeldspraak te blijven: de overheid zet, vanuit drie departementen én in samenspraak met de brancheorganisaties van corporaties (Aedes) en zorgaanbieders (Actiz) alsmede de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in op het versterken en verstevigen van het Nederlandse zorggebouw door (onderdelen van) de informele zorgverlening een zwaardere plint te geven. Of dit voldoende is om de hiervoor beschreven redenen tot zorg weg te nemen, zal de tijd moeten leren. Er zijn weliswaar hoopvolle ontwikkelingen rond de totstandkoming van diverse burgerinitiatieven rond ‘welzijn, wonen en zorg’ (zie bijvoorbeeld NL Zorgt voor elkaar) maar zij lopen nog vaak tegen belemmeringen in wet- en regelgeving op. Los hiervan gaat het hierbij dus om initiatieven die voortkomen uit betrokkenheid van de burgers zelf. Zij vormen daarmee vooralsnog niet het bewijs dat elkaar dankzij een andere inrichting van de woonomgeving vaker ontmoeten ook inderdaad leidt tot meer voor elkaar zorgen en daarmee mantelzorgers ontlasten.
De burgerinitiatieven dragen daarmee dus ongetwijfeld bij aan een verzwaring van de plint, maar voor een onderhoud van het fundament van het Nederlandse zorggebouw is meer nodig.
LITERATUUR:
Boer, A. de, Broese van Groenou M. & Timmermans, J. (2009) Mantelzorg. Een overzicht van de steun van en aan mantelzorgers in 2007. Sociaal en Cultureel Planbureau.
Boer, A. D., Klerk, M. D., Verbeek-Oudijk, D., & Plaisier, I. (2020) Blijvende bron van zorg – Ontwikkelingen in het geven van informele hulp 2014-2019. Sociaal en Cultureel Planbureau.
Idenburg, Ph.A. (1983) De nadagen van de verzorgingsstaat. Kansen en perspectieven voor morgen. Meulenhoff Informatief, Amsterdam
Jolles, A. et al. (red), (2021), Bouwmeesters, College van Rijksadviseurs / Architectuur Lokaal
Kwekkeboom, M.H. (1987) Ons een zorg?! Literatuur- studie informele zorg. Ministerie van WVC.
Kwekkeboom, M.H. (1990) Het licht onder de koren- maat. Informele zorg in Nederland. VUGA.
Kwekkeboom, M. H. (2010) De verantwoordelijkheid van de mensen zelf. Openbare Les aan de Hoge- school van Amsterdam.
Steyaert, J., & Winsemius, A. (2010). De mens als zorger, over informele zorg en beleidsutopieën, Alert, 36(4), p. 21-28
TK 2021/2022 Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), Brief van de minister van Langdurie zorg en Sport. Tweede Kamer, vergaderjaar 2021/2022
Trappenburg, M. (2019). Hoe Elco Brinkman alsnog zijn zin kreeg: neoliberalisme, communitarisme en linkse idealen in de Nederlandse gezondheidszorg. Tijdschrift Sociologie, 15(3), 289-307.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2021). Kiezen voor houdbare zorg. Mensen, middelen en maatschappelijk draagvlak, WRR-Rapport 104.
Reactie toevoegen